Wanneer leven we écht?
Een aantal jaren geleden zat ik op de trein met een collega. Voor de zoveelste keer hadden we een zeer hectische dag achter de rug met de nodige portie drama en agressie (van de leerlingen dan). Weer gierden de adrenaline de hele dag door ons lichaam en terwijl deze ging liggen voelde ik me moe worden en vroeg ik me luidop af waarom we dit onszelf toch aandeden, zo dag in dag uit. Mijn collega antwoorde hierop ‘wij leven tenminste écht’.
Ik ging akkoord, wij voelden elke dag heel goed dat we leefden en ik leek wel verslaafd te zijn. Hoewel mijn job een steeds grotere tol begon te eisen op mijn gezondheid. Toen ik niet veel later van job veranderde leek het wel of ik moest afkicken van de adrenaline die ik zo vaak had gevoeld. Wat deed een mens eigenlijk in zijn ‘vrije tijd’ als je niet constant werkt?
Sindsdien blijft de vraag in mijn achterhoofd spelen wat ‘écht leven’ eigenlijk is. Is een adrenaline gedreven leven écht? Is dat dan niet te vergelijken met een leven als drugsverslaafde waarbij de adrenaline, die door ons lichaam zelf aangemaakt wordt, de drug is?
Is echt leven dan hetzelfde als een ‘succesvol’ leven? Een leven waarbij we een succesvolle carrière najagen?
Is het echte leven een leven vol plezier, vol activiteiten die we graag doen? Zoals etentjes, weekendjes weg,…?
Geen van deze antwoorden leek echt te kloppen. Ik bleef eeuwig zoeken tot ik vandaag plots tot de conclusie kwam dat mijn leven nu, op dit moment, misschien wel het meest écht is dat het ooit is geweest.
Vandaag kwam ik op mijn werk en voelde ik mij, door verschillende omstandigheden, heel ongelukkig. Ik voelde mijn lichaam zich vullen met een diepe ongelukkigheid die me raakte tot in mijn kern. Terwijl mijn collega’s duidelijk iets van mij wouden begon ik te observeren wat er aan het gebeuren was, welke onderliggende menselijke relaties er speelden die uiteindelijk maakte dat ik mij zo diep ongelukkig begon te voelen.
Toen ik, na de overlegmomenten, me even kon terugtrekken om de rest van mijn werk in stilte verder te zette voelde ik dat ik wou wenen. Ik vond wenen op mijn werk niet gepast en toch liet ik het toe (niemand die het zag). Ik weende kort, liet de emotie toe, beloofde aan mezelf om hier later iets mee te doen en zette mijn werk voort. De rest van de werkdag voelde ik weer veel werkvreugde: ik lachte, oefende mijn job uit met plezier en ging mind full om met wat collega’s van mij verlangden. Op sommige vragen ging ik in, op anderen niet.
Onderweg naar huis had ik geen zin om in de winkel te stoppen voor ‘iets lekkers’ voor mezelf. Thuisgekomen had ik geen nood om mijn overige tijd te spenderen aan ‘hersenloze tv’ of aan het perfectionistisch voltooien van al mijn to do lijstjes. Ik had geen nood aan naar één van mijn vriendinnen te bellen om te klagen over eender wat. Ik wou gewoon even zijn, gewoon even zitten en denken over de dag, over wat ik voelde, over waar dit vandaag kwam, over het patroon dat hier achter schuilde. Ik wou alles toelaten en voelde me zo terug rustiger worden. Zonder adrenaline, zonder wegloopgedrag. En toen wist ik het: Dit is het échte leven! Het rauwe leven, het leven met ups en downs, met prettige en minder prettige emoties, het échte voelen, het authentieke zijn. Weg van de dwanggedachten die perfectionisme met zich meebrengt, weg van de ‘need to please’, weg van het vluchtgedrag in lekker eten, verre reisjes of roddels, weg van de drang naar bevestiging dat ik oké ben. Gewoon zijn, in al zijn mooie en soms pijnlijke facetten.
Reactie plaatsen
Reacties